s O 1 Ik heb de tijd - grammaticaal - en ik vind plaats in een verhaal. Ik ken de spraak maar ik wil taal; de tijd ligt braak, horizontaal. Ik heb de tijd, fc" ik ben de wijs, öO het wijsje kwijt, g en ik vind plaats 0> <0 (O 0> %s% - maar tussentijds en buitengaats - in al dat wijds dat ik weerkaats. Een reis om de wereld in een mum van taal; een vlucht van woorden om de wereld, ad perpetuum. Een vlucht doodgewone, moe gehoorde, verweerde woorden, een hoge vlucht van tekens op de trek benoorden de ijsgrens in al veel te dunne lucht waar spraak zich oplost in het ijle, betekenis in een abstracte tucht van hoger honing die bij wijlen verbloeming is van ademnood, waar woorden soms willen verwijlen, schoon Martinus 't hun verbood. Wat zijn woorden dan een aardse mondvol manna, hemels brood?

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 44