o\ oo O KJ UJ OJ Want wat dood is is dood, maar wat vermoord is leeft voort (Martinus Nijhoff, Het uur U) Is wat dood is dood? Leeft wat vermoord is voort? Bestorven is het woord (elke letter weegt als lood). Een man is de hoek om gegaan. Een schaduw valt op het bestaan. Moment tikt het uur U, de eindtijd begint nu. q) Een ander staat in je op, een dode in de dop. jj De voetstap klinkt in de straat van een die komt en gaat. C Voorbij gaat hij - voorbij? <0 Voorbij, maar niet aan mij. O QJ Nijhoff, Achterberg, De Haes staan voor de sfinx, zij spelen aas. Ginds ziet Lucebert de schim van Willem die Tachtig maakte tot een slapstickfilm. Een nieuwe griffel ent op onkruid poëzie, 't vergaat niet en kent maat noch prosodie. Maar hoor Van de Woestijnes lied. En lees in Bloem al het verdriet van Nederland - kies voor geluk de Dapperstraat: het kan niet stuk. Claus' huis dat tussen nacht en morgen staat weet zich met dag en uur geen raad. 01 01 Gilliams licht voor Kouwenaar van de pupil de grauwe staar. Gerhardt besterft nog in de mond de moeder die haar naar het leven stond. Gezelle, Gorter, Van Ostaijen zetten de letteren in lichterlaaie. C Hadewijch, Luyken, Leopold CO waken bij vuur dat in donker niet stolt. OJ De taal is van Vondel, haar luister van Hooft, de straat is van Breero (hij biedt en zij looft), het duister van Huygens eer zijn Sterre dooft.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 46