Dwalend door het ochtendlandschap, was ik onherroepelijk alleen. Schreeuwend: 'Mama, wat een monster!' renden de kinderen ijlings heen. En alles ziende, boom en vijver, tuin zonder wandelaars, leeg, keek Eva vanuit het water naar de verre hemel, die zweeg 's Nachts naderen de bruggen elkaar. Het goud van tuinen en kerken schittert. Door het landschap kom je naar mijn bed, jij, die als een vlinder dodelijk aan mijn leven bent vastgeprikt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 10