De bittere geur van de onrijpe walnoot kriebelt in mijn neus.
Deze walnoot was de favoriete boom van alle kinderen uit de
buurt. Mijn vrienden en ik dachten dat hij de beste, groenste,
grootste en mooiste boom van de wereld was. We waren altijd
nieuwsgierig hoe de noot van de beste boom zou smaken.
De boom stond in de tuin van 'Daye'. Daye was een vrouw met
lang zwart haar en de naaister van de buurt. Haar twee kinde
ren waren ook mijn vrienden. Daye was verliefd op haar boom.
Zij zorgde voor haar boom zoals ze dat voor ons deed.
Op een gegeven moment begon zij ons elk jaar een paar hand
jes walnoten te geven, zolang we maar niet op de muur gingen
staan of stenen naar de boom gooiden. We wachten elk jaar op
de walnoten die zij voor ons pakte en voor de deur legde.
Daye had voor ons een schommel aan de boom gehangen. Van
Daye mochten we net zolang schommelen totdat de boom be
gon te klagen en schreeuwen.
We hadden nooit begrepen wat zij bedoelde met het zeuren of
schreeuwen van de boom en ook nooit iets gehoord. Maar
soms als we aan het spelen en schommelen waren, schreeuwde
Daye dat de boom aan het klagen was en moe geworden was.
Wanneer Daye dit zei dan moesten we snel met spelen stoppen
en naar huis gaan. Als we dat niet direct deden, kwam zij naar
de tuin en joeg ons bij de boom weg. Soms, wanneer ik aan het
schommelen was, keek ik naar Daye. Tussen de halfgeopende
gordijnen door kon ik haar achter de naaimachine zien zitten
terwijl ze naar ons keek. Achter de grote ramen die uitkeken op
de boom, kon ik haar waakzaam naar haar boom zien kijken.
Na het spelen liep ze altijd even naar de boom en aaide hem als
ware het een paard en soms zong zij ook voor hem.
Terwijl ik mijn evenwicht probeer te behouden, doe ik de veld
fles open en steek deze vervolgens over de muur. Ik gooi wat
water op de grond. De bodem omarmt de wortel van de boom
en houd deze vast als een waardevol bezit. Ik volg iedere drup
met mijn ogen om mijzelf ervan te verzekeren dat ik mijn
plicht goed doe. Ik weet dat de boom van Daye in de lange dro
ge zomerdagen water nodig heeft. De laatste druppels spetteren
tegen de bast van de boom.
Ik kijk naar de tuin. Er zit een laag witte stof op de bakstenen
rond de ramen. Ik hoor het rumoer van mijn kindertijd, van
mijn vrienden, van Daye. Maar het geluid van de boom is nog
niet te horen. Dat was het nooit. Zelfs op de dag dat Daye over
leden was, zat ik urenlang tevergeefs met mijn oor tegen de
bast van de boom om zijn schreeuw of gehuil te kunnen horen.
Ik kijk naar de grote ramen die dicht zitten, zonder gordijnen.
Ik maak mijn hand van de muur los en zit weer op mijn fiets.
Trap hard door en wil er niet bij stilstaan hoe lang dit huis, de
tuin en de boom, hier nog zullen blijven staan.