a (O O K| UJ KI Op een ongekleurde morgen spoelden golven lente aan omhelsden bomen, lieten knoppen barsten die beloften predikten schoorvoetend volgden de tuinen Geknield naar zijn vlees snoeide iemand zijn geest, op een balkon kropen twee kauwen naar elkaar bewegingen volgend van de dag en de daken in hemelwater Over de huizen joegen witte wolken het duin lag voor de opvlucht klaar van meeuwen en de zee beloofde gouden tijden toen plots een angst in alles doortrok, een weten werd dat zelfs de liefde, de grote, onbaatzuchtige haar glans verloor als leegte ons kwam halen Zestien waren we, de strijd om te zijn was begonnen We kleedden ons uit 01 0* 01

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 14