DINGEN DIE OP TIL ZIJN (kruiden) vertakt licht dat tussen bladeren door op mijn bruine augustusarm valt een generatie lang een scheur die zich vertakt een muur die het vertikt het gras was geel de sprieten werden opgeheven een vrouw ging naar de begrafenis van de man van haar beste vriendin ze mocht die man niet ze ging voor haar vriendin hun kinderen leven (O adem terug opgevouwen achter de krop 3 gevlochten nest jonge scheut (O Q> 00 IN knop U Hidde hadden ze na zijn geboorte beter een eind buiten de qj boerderij neer kunnen leggen, in het donker en de vrieskou. Maar dat hebben ze niet gedaan en nu is hij er. Een van ons, voorgoed, onverbrekelijk. Altijd maar over het erf of in de vel- ■j den rondschuimen en iedereen lastigvallen met zijn ene poot als een verdorde tak, zijn gehompel van hot naar haar en zijn vrolijke praatjes. Een luie sodemieter. Sinds die priester langs- fiO kwam onder bescherming van de graaf en hij zich liet dopen is hij min of meer onaantastbaar geworden. De priesters hebben de zwakken en mankepoten een soort macht gegeven over ons. tg Uiteindelijk zullen ze de wereld erven en daarom kunnen ze zich 's nachts buiten wagen zonder angst, omdat ze niet meer hoeven te geloven in alles wat daar huist. Al heb ik dat Hidde nog nooit zien doen, die ligt 's nachts lekker te ronken na al weer een dag van flierefluiten en uitvreten. Het lievelingetje ook. Van moeder tenminste, wier hand wel eens afdwaalde als ze hem onder zijn hemd zat te kriebelen terwijl hij vadsig op zijn rug lag, ik heb dat zelf gezien terwijl de rode vonkjes van het haardvuur uitdoofden op de vloer. En ze weet dat ik dat heb gezien en daarom staat ze toe dat ik haar soms een paar klap pen geef als vader met de onderhorigen in de velden is en ouwe tante Hildred ligt te snurken en er verder niemand behalve ons tweeën in het voorhuis rondscharrelt. Ik moet zeggen dat ik gaandeweg die momenten ben gaan opzoeken, ze geschapen heb kun je zeggen, en dat moeder er intussen ook aan gewend is. Ze kijkt er misschien wel naar uit met een zekere angstige spanning die wat afwisseling in haar doodse bestaan schept, wat afleiding. Tot ook deze gewoonte weer zo sleets zal zijn dat we haar alleen nog werktuiglijk volvoeren en zij is opgegaan in de uitgebluste rondgang van alle dingen. V)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 16