m ro dat er alleen maar een eindeloze opeenvolging is van steeds hetzelfde, het graan dat ontkiemt en groeit en wordt gemaaid en weer moet ontkiemen, de koe die haar gras eet dat stront wordt en dan weer gras, de zon en de maan met hun rondjes en de seizoenen niet te vergeten, moeder met haar vaste werk zaamheden op altijd dezelfde tijden en tante Hildred met dat geloer in haar kom en haar geprevel. Niets, alleen de uitgeput te en uitgewoonde dingen die in elkaar overgaan en weer terug komen. En wijzelf die uiteindelijk in de grond gaan en niet meer terugkomen, omdat alleen wij hebben gezien dat er daar achter niks is: een geheim dat nooit ontsluierd had mogen worden. Maar sinds kort denk ik dat de dingen tegelijk ook de dingen achter henzelf zijn, hun eigen achterkant als het ware en die van alle andere. De dorre takkenpoot van Hidde, die met grote hanenpoten mijn lot in de modder grift. De waterkom van tante, die uitsluitend zijn eigen einde voorspelt, het mo ment misschien dat vader oprijst en hem in een aanval van razernij doormidden klieft, alvorens En moeder die haar rondjes draait in het voorhuis en op het erf. De klappen die ik haar geef zijn de klappen die ze mij vroeger heeft gegeven. Hidde met zijn klauw onder zijn hemd, om zichzelf te be vruchten en voort te brengen. En dat duizend keer en ein deloos opnieuw. Het is duidelijk dat ook deze inzichten weer andere, soortgelijke inzichten moeten voortbrengen, te puren uit het gonzen in mijn hoofd waardoor ik steeds vaker wakker word, midden in de nacht soms; het gonzen dat het snurken van de anderen overtreft en misschien een antwoord is, een echo van de geluiden die vader aan zijn zwaard ontlokt: die uitgerekte, slierende kreten met boventonen van gemartelde krekels. Je zou je handen op je oren willen persen, zodat je die duistere voorbereidingen van vader niet meer hoeft te horen. Ja, hij denkt óók, achter zijn norse zwijgen. Hij denkt en hij denkt. Niet zozeer over de dingen, maar over ons. Hij denkt over Hidde en over mij, hij ziet ons rondjes draaien om moeder die ook haar rondjes draait. Als twee manen om de zon, dat is wat vader denkt. Alles is daar verkeerd aan. Naar dat gonzen zal ik goed moeten luisteren, wil er ooit een oplossing komen. Je hebt er geen oren voor nodig, het is inwendig, het komt uit het ding zelf en ik begin er een stem in te herkennen. Ik weet niet wat die zegt. Maar dat komt nog wel. O «s» Mooi uitgedost lag je op bed je handen vredig gevouwen de foto van je man dicht bij je gezet en in het venster het blauwe februarilicht, scherp als je ogen die de hemel aftastten op vreemde vogels die je belogen belaagden, belastten. Bijna een eeuw oud was je - de dood stond je goed. Nu was jij de gestorvene in een filigraan rondje. O) Hoe alert je C was, moeder, hoe onbedorven je ging. O De dood, de dood werd je. 0> 01 0) O

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 18