De meeste opvallende ideeën ontsproten aan zijn brein schreef Brands: "Schippers was Barbarber, of beter hij is Barbarber, al heeft hij van mij wel eens hetzelfde beweerd. Alles wat hij na dien heeft gedaan is een voortzetting van die periode, zoals het tijdschrift zelf weer een voortzetting was van de wijze waarop wij vanuit een klaslokaal aan het Raamplein in Amsterdam de wereld om ons heen beleefden.'" Als je Schippers leest, lees je een dialoog met het zichtbare. Daartoe behoren licht en schaduw, ruimte, mensen en al wat de straat te bieden heeft. Dat ruimte en licht een begrippenpaar is dat in het werk van Schippers vaak voorkomt, dat hij in staat is de gelijktijdigheid van aanwezigheden en gebeurtenissen in slow motion te zien, dat maakt zijn liefde voor de cinema, de filmkunst, meer dan begrijpelijk. Hij heeft dan ook een aantal films gerealiseerd, on der anderen in samenwerking met zijn stad- en leeftijdgenoot Kees Hin. Het probleemloos samengaan van woord en beeld, een eigen schap die Barbarber kenmerkte, valt ook op in het werk van Schippers. Niet alleen in teksten over beeldende kunst, ook in romans als De hoedenwinkel (2008) en Straks komt het, zijn recentste, verschenen in 2018, is beeldmateriaal geïntegreerd. Reeds in Barbarber bleek Schippers' belangstelling voor het on opvallende. Niet onterecht werd hij 'de beste kijker van Neder land' genoemd. In een beschouwing over de Nabist Edouard Vuillard, 'bekend om zijn grote nauwkeurigheid', citeert Schip pers deze vraag uit het dagboek van de schilder: "Hoe komt het dat je juist op de gewoonste plekken de meeste kans hebt wer kelijk iets nieuws te ontdekken?"' Schippers zal de vraag her kend hebben, hij zal die ook zelf hebben gesteld. 'Kijken was lichtgevoelig tasten geworden' lezen we in Waar was je nou. Behalve een mooie definitie van het kijken is dit ook een quote die het werk van K. Schippers perfect karakteriseert. Alle literatuur is in zekere zin autobiografie. Uw werk, dat een grote innerlijke samenhang en stilistische eenheid heeft, maakt een sterk autobiografische indruk. Het is net alsof u alles wat u opschrijft, ver telt, ook zelf beleefde. Ja, dat is ook zo. In een autobiografie vertelt iemand zijn leven. Bij mij werkt het anders. Ik gebruik fragmenten die opgenomen worden binnen een fictief ge heel. Ik noteer heel veel op kleine papiertjes, gebeurtenis sen, waarnemingen, die soms pas veel later gebruikt kunnen worden. 'Je jeugd bepaalt je leven' is een soort leidmotief in uw roman 'Eerste indrukken. Memoires van een driejarige'. Je waarneming beperkt zich tot wat beschikbaar is. Dat boek gaat over hoe iets je vormt, hoe je kennis maakt met licht, met ruimte, met K. Schippers (foto Lieve Terrie). kleur. Het is nooit na te gaan, omdat een kind niet over taal beschikt. Ik geef hier taal aan een kind van drie. Dat kind moet erover kunnen vertellen. Belang rijk is dat zo'n meisje over haar eerste woord nadenkt, wat dat zal moeten worden. U wandelde en discuteerde eens met de architect Cornelis van Eesteren, die u 'de stedenbouwkundige van mijn jeugd' noemt, in de door hem ontworpen Amsterdamse wijk 'Bos en Lommer' waar u de twintig vroegste jaren van uw leven doorbracht. Vooral door zijn samenwerking met Van Doesburg is Van Eesteren bekend geworden en gebleven, maar hij heeft als architect-urbanist van de stad Amsterdam zijn Stijlprincipes niet weten door te zetten. U schrijft in de novelle 'Het witte schoolbord' weinig positief over die wijk: 'Er hing altijd een grijs licht, het zonlicht werd door geen primaire kleuren weerkaatst'. De uitdrukking 'de stedenbouwkundige van mijn jeugd' houdt in dat Van Eesteren uw visie en misschien ook mede uw stijl van schrijven heeft bepaald? Dat denk ik niet. Schrijf ik dan zo grijs? Natuurlijk, het heeft wel iets ingebracht, zoals alles wat je beleeft. Met Van Eesteren zat het zo: hij heeft contact met mij gezocht. Ik had de blauw druk van 'Bos en Lommer' gezien op een tentoonstelling in Duitsland. Heel mooi, terwijl de praktijk anders uitpakte. Dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 21