scoop, vaak twee-, driemaal per week, soms zelfs twee keer per dag. Je zag alles, de klassieke films, Buster Keaton, alles wat de oorlog had afgeremd. Als je dat zag in zo'n grijze stad als toen, technicolor waarbij de kleur van het doek fonkelt. Het maakte indruk op je, dat vergeet je nooit. En daar komt mijn grote lief de voor dat soort dingen eigenlijk vandaan. (Schippers haalt dan een klein optisch instrument, een poly- vizier, tevoorschijn en demonstreert enthousiast.) Dat vond ik in een feesttentje in het Vondelpark waar ik vaak wandel. Kijk, alles wat je in het vizier neemt zie je in veelvoud Ik denk er wel eens aan met dit idee een film te maken. Met twintig camera's en veertig handen. En met de muziek van het Vondelpark, door kinderen gespeeld. E.A. Poe heeft beweerd dat er twee echte literaire kwaliteiten zijn: de ironie en het bizarre. Met 'De avonden' (1947), een voor onze generatie zo belangrijk boek van Gerard Reve, had de ironie, lees ik in 'Tot in de verste hoeken', "als een sluipend gif zijn intrede in ons leven gedaan, ironie die in staat is elk onderwerp bij voorbaat te doden". Het blijkt dat u niet zo op ironie bent gesteld? O jawel, dat ben ik wel. Maar het kan te ver gaan. Gelukkig is ironie een begrip dat duizenden geledingen kent, vergelijk het met de nuances van een kleur. Maar Van het Reve heeft ironie meesterlijk gebruikt. Ik zal ironie niet zo gauw gebruiken omdat ik het onderwerp liever intact laat. Als je de dingen te ironisch behandelt gaan ze eraan. Vergelijk het met een schil der die rood, geel, blauw gebruikt - ironie is geel, daar gebruik je maar een paar puntjes van. Je kan er ook het hele doek mee vullen Mijn vriend Gerard Brands kon een kleur ironiseren. Je kan trouwens ook gewicht of zwaarte ironiseren: ik heb een meisje gekend, een vrouw, die zo met haar gewicht bezig was dat ze op reis een weegschaal meenam. Dat vind ik een ironise- ring van zwaarte. U probeerde zelfs 'om ironie op vaste stoffen toe te passen, bijvoor beeld op kleur'. Dat gaat niet, want 'De ontkenning zit in de kleur zelf' lees ik in 'Stil maar'. Zoveel jaar later denk ik: het zou best kunnen. Als je bijvoor beeld van felrood door een paar juiste ingrepen grijs-wit zou kunnen maken, dan heb je er wel iets mee gedaan. Vergelijk het met wat gebeurd is met de telefoon: je had een vaste toon, nu kan je op je mobiel allerlei geluiden horen, of muziek, van Mozart tot Beethoven. En u stelt de vraag: "Bracht 'De avonden' ons ook passie? Het is een hartstochtelijk boek, maar het is de hartstocht van de ontkenning, de afwijzing. Ironie en passie, het gevecht tussen die twee zal nooit tot een einde komen. Dat schreef ik vijfendertig jaar geleden, maar ik kan wel zeggen dat ik nog steeds geloof dat het zo is. Passie en ironie ziet u kennelijk als antipoden. Ja, eigenlijk wel. Nog steeds. Zou het kunnen dat u weinig van Wagner houdt, maar des te meer van de bijzonder originele, anti-romantische Erik Satie, aan wiens werk enige ironie ook niet vreemd is? Wagner is niets voor mij. Satie heeft iets heel bekoorlijks, heel open ook. Zijn ironie is geen ironie ter wille van de ironie. Hij heeft geen angst om iets moois te maken. Dat is juist wat je proeft bij een teveel aan ironie: angst om iets moois te maken. En dan is het vaak geen ironie meer, maar sarcasme. Uw instelling lijkt mij ook verwant aan de Nouveau Roman van o.a. Alain Robbe-Grillet en Claude Simon. In die tijd had ik wel wat anders aan mijn hoofd. Ik heb mij altijd heel veel in de beeldende kunst verdiept en daar veel invloed van ondergaan. Niet van de Nouveau Roman. Nathalie Sarraute heb ik wel een leuke schrijfster gevonden, maar die heb ik pas later gelezen. De Nouveau Roman volgde de 'roman engagé' op, van onder andere Sartre. Engagement was toen wij jong waren op zeker moment bijna een morele verplichting. Engagement is er in mijn opvatting altijd. We hebben het ge had over de manieren van zien, tijdelijke kennis, aanloop tot gebeurtenissen. Je geeft toch, zonder dat je daarop uit bent, een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 23