01
O
01
Begraaf mijn hart in Limburg. Zet mijn handen bij
aan de boorden van de Leveroyse beek.
Geef mijn voeten rust in de parochiekerk.
Leg mijn ledematen onder deze struik
en zegen ze met takken uit de palmentuin.
Mijn romp mag rusten bij de oude school. Laat
mijn hoofd voorover vallen van het hakblok
van de slager met zijn zwarte schort. Mijn milt
blijft eeuwig kloppen op het voetbalveld.
Mijn nieren worden opgediend met fijne saus.
Begraaf mijn hart in Limburg. Bak mijn lever in
een mengelmoes van ui, rozijn en kruiderij.
Draai van mijn darmen worst. Doe mijn prostaat aan
rovers van de hand. Vouw mijn geslacht sereen,
onzichtbaar, in de plooien van dit akkerland.
Doe mijn longen maar niet weg. Blaasbalgachtigen.
En laat ook strottenhoofd en stemband in dat
lege land hun riedel zingen. Laat ze kaddisj
zeggen voor mijn hart. Mijn hart dat ik bij leven
en uit vrije wil begroef, ver weg, in Limburg.
Maastricht, lichting '65
In die tijd zonder teugels die roekeloze tijd
CÉ waarin de dood voor anderen was bedoeld
en het leven met name mijzelf toekwam
UJ die tijd van vooruitzien vol weemoed en ontzag
BÉ en vrees voor grote liefdes
in die tijd werd ik naar een zuidelijk land geroepen
voor een zesweekse onderstebovenbouw.
Geschoren tot op het bot, vanuit het kazerneplein,
tijdens appel en exercitie waar ik leerde
synchroon met anderen te bewegen
zag ik haar bij de slagboom staan
wuivend naar mij, naar mij, met een kort en innig gebaar
Een keer verscheen ze als een madonna bij een bocht
toen wij, volledig bepakt, om ons te stalen,
vloekend de Sint-Pietersberg beklommen
haar aanblik bracht vuilbekkerij tot zwijgen.
Ik wenste vol overgave op te geven.
Met een legertruck naar de schietbaan in Meerssen.
Kilometers lang als zij was lag zij welvend op haar zijde
donker nazomergroen en brons getooid
met slaperige ogen keek ze me aan
q terwijl ik over de laadklep geleund
omwalmd door diesel met tranende ogen
IQ terugkeek.
Bij de Brunssummerheide
geannexeerd voor oefeningen in tegenzin
en wijselijk ingehouden rebellie,
stond zij aan de kant van Landgraaf
als een verdreven bosnimf, frêle en doorzichtig.
Misverstand dat ik was ingewijd
in leger en leven
ik was juist voorbestemd
tot overvloedig deserteren.