Het heeft nog niet zo lang geleden een keer met hoog peil gevroren, het dorp lag onder water te slapen en nadat het zakte kransten knapperige Degasjurken alle stammen Wij gleden op een baan naar de beek, de morsige wei was nog nooit zo Tsjaikovski geweest brandnetels lagen opgebaard in glazen kisten die bij nader laarzenstampend inzien van ijs als stuivende suiker waren Rond wat ik nog van de watersnood in '93 wist ligt een haastige dijk van geel zand en videobanden witte laarzen plassen door een straat bruin water mijn oma ziet uit het raam hoe de oever haar dagelijks nadert Kerst met Wim Kok bij mijn tante Op de zolder van het ondergelopen huis slaapt mijn oom met drie katten en een papegaai Hij klimt in de achtertuin via een kruiwagen over een ladder richting mijn latere slaapkamerraam, maar ik ben vijf en durf niet te gaan kijken O O Ik zie nog het jongetje lopen in het dorp van mijn geheugen. De fietsenmaker lag langs het café. De dorpswinkel was ook slager. De weg naar school was modderig, de school stonk vooral bij het kolenhok. Mijn straat was nog niet ontdekt, wij speelden in onze wereld. Ver weg hoorde ik gj bombardementen Q) die mijn jeugd O) bedreigden. Vol enthousiasme E liep ik die bommen (Q teqemoet. Maar nadat ik de kraters van de wereld had ontdekt keerde ik voor altijd terug 3 naar mijn dorp dat ooit de wereld was en het ook altijd zal blijven

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 30