Bomen steken door stenen hun wortels naar de doden uit. De haagbeuk draait omhoog. Enkel de schors verraadt zijn intieme bewegingen door knooppunten, breuken, scheuren, inkepingen. Doden suffen loom onder een dak van bladeren. Likeurstokers, banketbakkers, zangers, ooit op slagkarren naar hier gebracht. Enkel de stenen getuigen van hun leven, de namen onleesbaar, de data vergeten. Spinnenwebben, vogelpoep, korstmossen blijven. Bladeren kraken, doden zwijgen. omdat de goden zich terugtrokken het duister: dit huis ik droeg een gewaad van de fijnste kwaliteit en betaalde met het goud van keizers in allerlei levens was ik huis, as, beeld u mag weten dat ik mij lang verborg om de goden te beschermen tegen twijfel en toekomst het spoor van de wijsheid volgde ik in mijn eerste wereld mijn tweede was het donker verhaal van steen, vergeten de laatste wereld ziet mijn schim ik kijk naar u vanaf mijn ligbank en wijs u de lege stoel naast me kom, verbeeld u wie ik ben, fluister het tenminste

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 32