3 0> 01 m Het is volop zomer langs de Maas Maar Kanne slaapt in de ochtendkou De bomen kil door de morgendauw de weiden onder een vochtig waas h" Zo vroeg nog lijkt het dorp bevroren geschilderd in geel morgenlicht 3" dat aan komt schijnen van Maastricht UI De daken kleuren grijs, paars, rood De bomen groen, en blauw de sloot en rond het dorp het rijpend koren 2 Gordijnen nog gesloten, luiken dicht nog angstig voor het vroege licht de eerste vogels veren op en fluiten maar verder is het stil daarbuiten De Jeker ademt ochtendmist Een vroege vogel die op visjes vist Een merrie liefdevol haar veulen likt een naaktslak zich aan netels prikt Een haan die kraait uit puur geluk Een dag zo mooi kan niet meer stuk Gerochel in de toren, de klok slaat zes het is nog alles leegte in de straten terrassen en kroegen zijn verlaten loze woorden kleven aan een lege fles C In Hotel Poswick kraakt een bed een lief zich aan haar liefste geeft als vork en lepel aan elkaar gekleefd C een zucht, bij de deur het bruidsboeket Het laatste streepje morgenrood Twee poezen likken elkanders lijf De uil vliegt naar zijn dagverblijf een egel kruipt naar een droge sloot De eerste boot tjoekt door het kanaal op weg van hier naar Maas en Waal een schipper bloot die in het water pist wat niemand ziet in de ochtendmist Pikzwarte koffie drinkt de bakker als altijd is hij het eerste wakker eet zijn ontbijt met ei en honing In Kanne is de bakker koning Hij luistert naar het vroeg journaal als elke dag hetzelfde verhaal Ver weg slaat men elkander dood maar in Kanne bakt de bakker brood Hij opent het raam en kijkt naar buiten hoort de eerste vogels fluiten en ziet de dief, diens zak vol duiten de bakker groet zijn vriend de dief elk mens dat brood eet is hem lief de dief, ojee, die op dat moment wordt opgepakt door een agent Het kasteel gestold in morgengloren Doornroosje, jonkvrouw, welgeboren slaapt hoog in haar ivoren toren tot een schone prins, vol liefde en lust haar uit haar dromen wakker kust uit een slaap van meer dan honderd jaren Gij, mooi kind, gij maagdje mijn, wilt gij voortaan de mijne zijn en mij zeventien kinderen baren? De kruimeldief die juist gevangen is zit nu vol spijt in de gevangenis en vraagt zich af of hij een sukkel is en of dat hij voor het betere werk het goud moet stelen uit de kerk

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 34