ce o E a; ui ts» (O IS» VO En of god die in de hemel woont een kruimeldief met hel of hemel loont en of de pastoor die vroom en heilig lijkt met waanwijsheid en valse deugden prijkt. Het schilderij in de kleine kerk beroemd, fijnzinnig meesterwerk Jezus wordt van het kruis genomen Maria staat nog wat te dromen voordat de vrome zielen komen La Madeleine staat te geeuwen Ze verveelt zich hier al vele eeuwen Een kat die uit de dakgoot loert naar de boer die met zijn koeien boert de boerin die de melkmachine start de tractor loopt, het geluid snoeihard Het dorp schrikt eindelijk wakker Een kind krijt naar een ander kind de stem draagt ver weg door de wind Wellicht dat men het in Eymael hoort en denkt: daar wordt een kind vermoord god zegene die arme stakker Een opa strompelt naar de plee en oma denkt, hij kan nog mee wat zijn wij vroeger jong geweest ojee, toen was het alle dagen feest In alle vensters schijnen zonnen alle kinderen zijn nu wakker moeders fietsen naar de bakker om verse broodjes te gaan kopen Het schoolhoofd zet de deur wijd open In Kanne is de dag begonnen O fié O 10 Nu langs bermen, beemden, de meise grassen, hoog en 2j!* groen, honingblond gepruikt. UU Hoe ze gestreeld, hoe ze wiegen, golven in hooiend avondlicht, nu nog even, voor het maaien begint. vertaling Jacques Sneijers Naa leings boan en bem, 't meis groas, oeëg en grün, ounienkblond geparrikt. Wei se gekernóefeld, wei se wiege, göllefe én óejend óóvetlicht, naa nog e bietsje, veur 't mèèn begént.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 35