5
c
X
01
I/)
01
O
Aan de voet van twee mijnterrils
ligt gij neer, als een lappendeken
van een cité en dorpen - van een vallei, een beek,
een plas en heuvels. Ge zijt de optelsom
van vele kleuren en gezichten, niet voor iedereen
zijt ge de grootste gemene deler. Voor wie kunt gij
mijn stad zijn? Waarom wilt gij mensen op elkaar stapelen
in woontorens, als naaste buren op begane grond elkaar
soms niet verstaan? Wat denkt gij dat er nodig is
to be mine, naast avontuurlijk fietsen en wandelen,
zwemmen en duiken, klimmen? Het is zoveel meer
2 dan shoppen, het is surfen op golven van wie wij
samen kunnen zijn, zoals vroeger
in de mijn.
ik kan wel huilen
maar ik doe het niet
wanneer de bronskleurige glans
van de avond mij denken doet
aan de kooksessies van oma
op ons terras in Borgloon -
haar gouden jaren zestig
roken naar een terrasje
aan het Gardameer
met pasta a volonté
en een dolce far niente
dat vertelt over het verlangen
om iets voor mij te doen
in deze luie herinnering aan haar
terwijl ze mijn pyjama klaarlegt
om straks in open lucht te slapen
samen met mijn boerende beertjes
onder de vallende sterren van Sirmione