O O c l*s mijn muze lag voor anker in dit leemgeworden, losgewoelde drakenbloed en de bedding van de maas kwam vrij de oevers waren zoet verkruid, het was er goed toeven tot de dag der dagen, de dood van de egyptische nachtegaal haar laatste afscheid blijft voorgoed de cirkelgang van de geschiedenis, mijn vaders vaders, hun vrouwen mijn moeders, de ondoorgrondelijke gangen in de grote molshoop, de dag van de grote sluiting de trek naar het noorden, het verre platte vette land, de bouw van luchtkastelen windmolens de dag van mijn jaren, mijn huis dat zich verplaatst door landschap en tijd en altijd de zee, van diepte en voorheen tot de luister van de jongste branding, de roep van de muze uit de mist de kruin van de boom wordt gevoed door zijn wortels tO 10 Ineens zag ik de rivier zoals jij bent. Vandaar stroom je hier dit gedicht binnen Zoveel langer dan wij waren, strelend, met vingers van riet. Als volkeren te samen, haasje over, soms weer wel en dan weer niet Maar er was nog steeds een overzet nodig. Tot daar waar elk volk g snakt te geraken en daarvoor gebruikten we wijn. qj Daarom stroom je hier, zo duaal als liefde soms kan zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 38