O
O
c
l*s
mijn muze lag voor anker in dit leemgeworden, losgewoelde
drakenbloed en de bedding van de maas kwam vrij
de oevers waren zoet verkruid, het was er goed toeven
tot de dag der dagen, de dood van de egyptische nachtegaal
haar laatste afscheid blijft voorgoed de cirkelgang
van de geschiedenis, mijn vaders vaders, hun vrouwen
mijn moeders, de ondoorgrondelijke gangen
in de grote molshoop, de dag van de grote sluiting
de trek naar het noorden, het verre platte
vette land, de bouw van luchtkastelen windmolens de dag
van mijn jaren, mijn huis dat zich verplaatst door landschap en
tijd
en altijd de zee, van diepte en voorheen tot de luister
van de jongste branding, de roep van de muze uit de mist
de kruin van de boom wordt gevoed door zijn wortels
tO
10
Ineens zag ik de rivier
zoals jij bent.
Vandaar stroom je
hier dit gedicht binnen
Zoveel langer dan wij waren,
strelend, met vingers van riet.
Als volkeren te samen, haasje over,
soms weer wel en dan weer niet
Maar er was nog steeds
een overzet nodig.
Tot daar waar elk volk
g snakt te geraken
en daarvoor
gebruikten we wijn.
qj Daarom stroom je hier,
zo duaal als liefde soms kan zijn.