fM
Os
Het meisje probeerde elke voorbijgaande hand te pakken. Ik
weet niet hoe lang zij daar al stond. Ze was mooi, anders had ik
haar niet opgemerkt. Toen ik voorbijkwam, raakte ze eerst mijn
wijs- en middelvinger aan en pakte ze toen vast. Ik bleef staan,
keek naar onze handen en daarna naar haar gezicht. Een grote
glimlach kwam me tegemoet. Laten staan kon ik haar niet.
Noem me zwak, noem me laf - ik kon het gewoon niet.
Ik kneep in haar hand terwijl ik op hetzelfde moment mijn
ogen dichtkneep. Bij het openen zag ik dat ze me imiteerde.
Kinderen spiegelen altijd. Nergens zag ik een ouder op zoek
naar haar. Met onze handen in elkaar bleven we nog even
wachten. Na een paar seconden gaf ik een teken dat we de win
kel in gingen. Gehoorzaam ging ze mee. Samen liepen we naar
de kassa waar lolly's op de toonbank stonden. Ik kocht er een
paar maar toen ik mijn hand uit haar knuistje wilde halen, luk
te het niet. Ik fluisterde iets geruststellends maar het leek erop
dat ze me niet verstond. Met mijn andere hand pakte ik de
onderkant van mijn jas en probeerde duidelijk te maken dat ik
mijn hand nodig had en dat ze mijn jas kon nemen. Met haar
andere hand pakte ze de onderkant van mijn jas en toen ze
goed grip had liet ze mijn hand los. We keken naar elkaar en
knepen even onze ogen dicht, ten teken dat we elkaar begrepen.
Ik kocht alle lolly's die op de toonbank stonden, het waren er
vier, pakte er eentje uit en gaf hem aan het meisje. Ze nam hem
aan en bleef staan. Zou ze nog nooit een lolly hebben gezien?
Samen liepen we naar buiten. Op straat bleef ik staan, pakte de
lolly uit haar hand en stopte hem in mijn mond. Ik sabbelde er
even op en maakte gebaren waaruit moest blijken dat het heel
lekker was. Ik pakte er nog eentje uit en gaf die aan haar. Dit
keer stak ze hem in haar mond, haalde hem eruit en bekeek de
rode lolly. Een glimlach verscheen op haar gezicht en daarna
01
Dinsdagmorgen, de vuilniswagen, je ruikt hem,
zijn weeë stank walmt voor hem uit.
Je hoort het geklepper, de doffe dreunen
en het gezeur van de motor.
Steeds zo'n tien meter verder vordert de morgen,
zonder zicht op verlichting.
Je bladert, een foto duikt op.
Onschuld als engel, als angel, als waanzin.
Wat zat je haar goed, zelfs toen je lam was,
nachten lang schreef je.
Zoals de balpen die door een gat in de zak
van je jas was verdwenen,
die in de voering almaar bleef schrijven,
bij elke beweging,
een stroom van onleesbare tekens.
O*