dat ik al langer om dit huis spookte, dat ik contact gehad had met de oude man, heimelijk, omdat onze vriendschappelijke relatie verdacht was. En nu wilde ik koste wat kost de vrouw spreken, omdat ik dit verlies, wat ik niet begreep, geen plaats kon geven. Daar stond ik dan te huilen voor de voeten van de mensen bij wie ik ingebroken had. Mijn ogen waren gericht naar de grond, mijn stem begraven onder snikken. "Ik heb zoveel van hem gehouden," zei ik. Daarna hebben ze me de deur uit gezet. Ik was eerder thuis dan Bas die avond. Toen ik de deur open hoorde gaan zat ik met droge ogen op de bank een beetje uit het donkere raam te staren. Met een glimlach op zijn gezicht stapte hij de kamer in. Ik glimlachte flauwtjes om hem te laten weten dat de rest van mijn gezichtsuitdrukking niets met hem te maken had. "Wat is er? Ben je verdrietig?" Ik knikte en hij kwam bij me op de bank zitten. "Waarom ben je verdrietig?" "Ik weet het niet." "Had je een vervelende dag?" Ik antwoordde met een onduide lijk geluid. Hij legde mijn hoofd tegen zijn borst en begon de zijkant ervan te strelen. Net zoals je een geschrokken huisdier bij je neemt om het te troosten. "Het is wel fijn hè, dat we nu geen kind hebben," zei ik na een tijdje. Hij keek me onderzoekend aan. "Ben je verdrietig om de abortus?" "Ik weet niet precies waarom ik verdrietig ben." En al die tijd werd zijn buitendeur door derden naar binnen bewogen leefde hij mee met het leven op straat vanachter zijn raam langs de stoep daar stonden zijn stoel en tafel met uitzicht, zat hij de woordloze gesprekken uit die hij dagelijks voerde met de voor hem naamloze bekende passanten zijn kamer een schaakbord waarop geen stuk werd verplaatst was een bewegingloze status quo een uitgespeelde remise de velden en wegen van zijn bestaan lagen vast, niet verder kwam hij dan de omtrekken van een enkele voetstap waarin hij nog woonde

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 58