De Russische dichter Leonid Aronzon (1939-1970) is geboren in
Leningrad, zoals het tegenwoordige Sint-Peterburg toen heette,
in een intellectueel milieu: zijn vader was ingenieur, zijn moe
der arts. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij geëvacueerd;
na de oorlog keerde hij terug naar zijn geboortestad. Hij stu
deerde biologie, later letteren en kwam in het begin van de
jaren zestig in contact met de groep jonge dichters rond Anna
Achmatova, van wie Joseph Brodsky de bekendste is geworden.
Aronzon sloot vriendschap met de een jaar jongere Brodsky;
deze had veel waardering voor Aronzons poëzie, ook al was die
totaal anders dan de gedichten die hij zelf schreef.
Voor dichters en schrijvers die niet schreven volgens de van
bovenaf opgelegde eisen van het socialistisch realisme waren
de jaren zestig een moeilijke periode. Publicatie van hun werk
was onmogelijk en de samizdat, de 'ondergrondse' uitgeverij,
was nog weinig ontwikkeld, zodat de 'niet-officiële' auteurs
nauwelijks een publiek konden bereiken. Voor Aronzon, die
streefde naar roem, was dat buitengewoon frustrerend. Mede
omdat hij met moeite in zijn levensonderhoud kon voorzien -
hij had de meest verschillende onbevredigende baantjes, van
expeditielid tot leraar aan een avondschool en strandfotograaf
- kreeg hij last van depressies, die geleidelijk ernstiger werden.
Tijdens een reis naar Tasjkent ging hij in de bergen op jacht.
Men vond hem met een geweerschot in zijn zij, hoogstwaar
schijnlijk zelfmoord, al is een ongeluk - wie schiet zich nu in
zijn lever als hij dood wil - niet uitgesloten.
Buiten een kleine kring van bewonderaars is Aronzon lang on
bekend gebleven. Pas in 2006 verscheen er in Sint-Petersburg
een uitgave van zijn verzameld werk in twee delen. Hij blijkt
een bijzonder dichter te zijn, heel anders dan de Sovjetdichters
van zijn tijd, maar ook heel anders dan andere verboden dich
ters van die periode, inclusief Brodsky. In Aronzons poëzie
speelt wat er concreet in de wereld gebeurt geen enkele rol. De
'ik' in zijn gedichten bevindt zich vaak in de natuur; het land
schap om hem heen leidt tot of gaat gepaard met het beschrij
ven van zijn gevoelens, vaak van angst en eenzaamheid. Het
zijn tijdloze, suggestieve, soms wat geheimzinnige gedichten. In
de Russische poëzie is het rijm veel gebruikelijker dan in de mo
derne poëzie bij ons. In de vertaling is ernaar gestreefd het rijm,
waar dat ook in het Russisch gebruikt wordt, te handhaven.
Ik adem veldlucht in het veld.
Plotseling triestheid. Oever. Een rivier.
Heb ik het geluid van mijn ellende
gehoord in de vleugels van het dier?
Het vloog voorbij Ik sta alleen,
en zie niets, tot mijn smart.
Alleen de hemel in de verte.
De lucht is onbeweeglijk. Zwart.
Waar ik als een meisje, naakt,
eens was in verre kindertijd,
is daar misschien een boom, een paard,
of slechts totale onbekendheid?