z c c o We gaan door stro op het land proeven ekstergeschater hondsroos en klavergeluk Q ruiken vogelgeschetter tussen zevenblad en duizendknoop een dassenspoor zien stekels geknot terwijl stoppels schorsen C rappe voeten verhaasten fO voelen het kaatsende licht i" het onzalige blauw dorsten naar water we waaien niet weg verdrinken niet in de ruimte Qf we gaan door stro achter de dijk O «o V C O de meanderende de kloeke voetende scheiding van het onachtzame water O Waarom plukken ze de appels niet vroeg ze Ze vallen zomaar Ze keek me aan omdat ik het ook had gezien Het was eind augustus C en de takken streefden naar het nazomerse licht tQ de wortels naar het diepe En later in het donker toen ze sliep maande ik haar droom tot stilstand hing onder de sterren de appels aan hun takken En toen was vader daar Qj op een ladder in de boom halverwege met zijn korf O niet vallen dacht ik nog pluk tot ze wakker wordt rv> ISI •Ml

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2020 | | pagina 17