9
5 1
E
2
E
oé
o
v
IS)
De oesters in de Westerschelde
laten zich beduidend minder goed rapen
dan die uit, pakweg, de Oosterschelde.
g Dat kan met de scheepvaart te maken hebben
of met geloosd benzeen
KI
0*
ai
maar iets zegt me dat het vooral
een kwestie van bescheidenheid is.
WO 2.
Je weet pas wat thuiskomen is
als langs de provinciale weg een torenvalk,
wankel balancerend op de alom aanwezige zeewind,
m je bij het passeren een blik van herkenning gunt.
3.
Versgeneden friet
dient men zeer serieus te nemen.
Zo was er in 1983 een strandtenthouder in Breskens
die een zomer lang uit gemakzucht diepvriesfriet serveerde.
Pas nadat ook zijn zesde kind op een dag huilend thuiskwam
met een Opperdoes aan zijn voorhoofd gespijkerd
zag hij de ernst van zijn dwaling in.
4.
Een grens is geen verzameling palen of een dodendraad.
Het is opgelegde ontheemdheid,
01 putten in de weg.
De dag klapt langzaam dicht
boven de polder. Zwart liggen akkers
ingeklemd tussen asfalt en bermranden.
Geen maan vandaag, slechts Dow en Yara
verlichten straks het land.
De kreek leegt zich traag het donker in, ergens
moeten hier nachtdieren zijn
en ergens ligt een schelpenpad
richting rijkere grond.
Kou steekt naalden in mijn huid, ik proef de Schelde-
olie en zout en iets wat ouder is.
Ik plant mijn voeten in de klei, wacht af.
*5 Hier te staan, verlaten door oude en nieuwe goden.
OJ
Hier uit te zien naar buit en glorie.
In mijn ogen kronkelen felblauwe slangen.
Op mijn rug bloeden nieuwe vleugels.
•mm*