s| Ss 3 üf O De jutter volgt trouw zijn getijdenboek. Altijd op zoek naar de vondst van zijn leven, maar hij vindt slechts flarden en fragmenten; hij vindt enkel wat de zee wilde geven. De jutter volgt braaf het schuim van de vloedlijn tot zijn voeten te moe zijn om verder te gaan. Speurend naar goed van welstand en waarde, treft hij dat wat de branding af wilde staan. Het zijn de armoe en de geldelijke zorgen, die hem elke morgen naar de golven drijven. En beklimt hij het duin om zijn buit daar te borgen M en pakt hij zijn schrift, om de vondst te beschrijven, 2 dan heeft hij zicht op een eindeloos strand. Ml Dan weet hij zich: een schooier aan de zelfkant. OJ C. I— O jouw stijl een veilig huis mijn stijlloosheid bevochten ruimte ach lief waar zouden wij wonen? slechts ver van de zon kan de maan voor ons schijnen ik woon nu even in jouw gedicht en jij voor even VI in het mijne 01 maar beider verbeelding VI verstrengeld ineen di zou het ons niet doen verdwijnen? (0 O 0\ Stvw I IV-t UI IJ

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2020 | | pagina 26