MEISJE IN BARNSTEEN C Ze zit in kleermakerszit op het hotelbed en bekijkt het cadeau <8 dat ik haar voor Kerst gegeven heb. "Is het echt," vraagt ze. i "Ja," zeg ik. "Wat is het?" O "Het is een mug," zeg ik terwijl ik door het raam naar buiten M kijk. Het is donker buiten. Ver beneden kleuren de lampen van O de auto's rood en wit. "Het is een mug die miljoenen jaren ge leden in barnsteen terecht is gekomen." "Miljoenen?" Ik knik zachtjes. "Het is mooi oranje," zegt ze. Ze verwisselt haar benen. "Een beetje licht. Zou die nog leven?" "Wie?" vraag ik. "Wat? Die mug? Nee." Dan bedenk ik me. "Nou, misschien ook wel. Op een bepaalde manier." Ze houdt de steen dicht bij haar linkeroog. "Papa, hij beweegt," zegt ze. Ze giechelt. Het trottoir beneden kleurt in de neonverlichting op de winkel puien. "Dank je, papa." "Graag gedaan." "Papa?" "Wat?" "Mis je mama?" Als ik mijn ogen sluit meen ik dat ik de wervelende kleuren van de straat nog steeds voor me zie. "Ja," zeg ik dan. "Ik denk het wel." "Je denkt het wel? Ik hoor dat ze haar benen weer verwisselt. "Nee, natuurlijk niet. Ik weet het zeker." In de reflectie in het raam zie ik dat ze de steen van haar ene CN 00 hand naar haar andere laat gaan en weer terug. "Vertel eens iets over mama," zegt ze dan. "Wat wil je weten?" Ik hoor haar snuiven. "Maakt niet uit," zegt ze. "Iets." "Oké," zeg ik. Ik wrijf een ogenblik in mijn handen. Het geeft me een paar seconden uitstel. "Er zat een bocht in de dijk en op die plek was een stuk drooggevallen slik. Ik zat op een bankje. Je mama kwam aangelopen vanaf het schapenhek. Ze had een fototoestel bij zich. Niet zo'n simpele zoals die van papa maar een professionele met een toeter van een lens. Ze vroeg me of er nog iets interessants te zien was. Ik zei haar dat ik meende dat daar verderop twee sterns zaten. Ze richtte onmiddellijk haar lens die kant op en drukte af. 'Mooi,' zei ze. Ze zei het op een fluistertoon alsof ze de vogels niet wilde laten schrikken. Toen kwam ze naast me zitten en liet ze een paar foto's zien die ze zojuist had gemaakt. Ze had een schaap op de rug gefotogra feerd, op zijn kont dus, met op de achtergrond vaag de con touren van de vuurtoren bij het haventje. Het was een even zot als perfect plaatje. Een beetje als zijzelf eigenlijk." Ze klakt met haar tong, hetgeen zoveel betekent als 'ga verder'. "We namen afscheid, hoewel, het was meer een soort in stilte uiteengaan. Ik vervolgde mijn weg langs de dijk en zij ging, al thans dat vermoed ik, nog meer schapen 'op de kont pakken'. Die avond liep ik door het dorpje waar ik verbleef en besloot mijn avondmaal te gebruiken in een klein eetcafé op de hoek. Daar, aan een tafeltje bij het raam, zat zij. Ze leek niet verrast te zijn toen ze me zag. Ze schoof de stoel naast haar een stuk naar achteren. Ik ging zitten. Zei verder niets. Ze had een limonade met limoensmaak vooraf. Ik vroeg de bediende mij hetzelfde te brengen. Daarna aten we wat, voor haar gefrituurde inktvisrin gen met huisgemaakte knoflooksaus en voor mij ossenhaas puntjes in een speciale oosterse marinade. Toen ik haar vroeg of ze nog interessante kiekjes gemaakt had zei ze alleen maar: 'Wie weet'. Na het eten maakten we een lange wandeling tot aan de rand van het dorp. We stonden daar en keken naar de donkere lucht boven de dijk met zijn ontelbare schakeringen." Ze is nu op haar buik gaan liggen en ondersteunt haar kin met de rug van haar handen. "Maar weet je hoe papa zeker wist dat zij bijzonder was?" zei ik.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2020 | | pagina 43