Ze schudt geruisloos van nee. "Dat kon ik zien vanwege de bubbels die uit de zijkant van haar hoofd kwamen." "Bubbels?" "Ja," zeg ik. "Bijzondere mensen hebben een gaatje in de zij kant van hun hoofd waaruit op gezette tijden een stroom luchtbellen opborrelt. Toen ik haar stiekem vanuit mijn oog hoeken gadesloeg zag ik de bubbels uit haar hoofd komen. Ze dreven mee met de zachte bries tot ver op zee. Een krap jaar la ter werd jij geboren." Ze snuift opnieuw, extra hard en langzaam om mij te provoce ren. "En toen hebben jullie mij Stern genoemd." "Vind je dat goed?" "Wie noemt zijn kind nou Stern?" "Hadden we jou beter Slik kunnen noemen dan?" "Nee, joh!" zegt ze. Ze pakt het hoofdkussen en gooit het zon der al te veel kracht mijn richting uit. Ik raap het ding van de grond en leg het weer terug. Ze rolt op haar rug en tovert een grijns tevoorschijn. "Je lijkt op je mama," zeg ik. "Dat zeg je altijd als ik lach." Ik strijk een haarlok uit haar ogen. "Klopt." Ze bekijkt haar stuk barnsteen weer, legt het weer weg, trekt dan haar haarlok terug over haar ogen. "Vertel me nog eens wat," zegt ze dan. Ze kijkt ineens opvallend ernstig. Ik ga naast haar op het bed zitten. Ze schuift iets op om mij meer ruimte te geven. "Vertel me nog eens over de kooi van glas." "Dat is niet gemakkelijk." "Alsjeblieft." "Oké," zeg ik. Ik ga wat zinloos verzitten. "Het was op een nacht in november. We werden tegelijkertijd wakker. Je lag te huilen in je wiegje. Je mama had je in haar armen genomen en was in de kamer heen en weer gaan lopen. Ze had het licht ex pres uitgelaten omdat het in jouw slaapkamertje zo fel was. Ik had beloofd er iets aan te doen maar ik had het steeds uitge steld. Uiteindelijk kwam je mama onze slaapkamer ingelopen. 'Ze ziet blauw,' zei ze. Ik zag de schrik in haar ogen en bedacht me geen moment. We kleedden ons aan en stapten de auto in. In het ziekenhuis werd je meteen naar de IC geleid. We hebben de hele nacht ergens op de gang zitten wachten, niet wetend hoe of wat. Zo nu en dan kwam er een verpleegkundige voorbij maar die liep door, soms gehaast, soms kalm. Er was verder nie mand behalve een oudere, sjofel geklede man die languit op een paar stoelen bij de koffieautomaat lag. Het geluid van zijn ademhaling zal ik nooit vergeten. Als een oude dieselmotor die in geen jaren goed gesmeerd was. Uiteindelijk kwam een arts naar ons toe. Hij keek ernstig maar misschien was dat onder deel van zijn karakter. Hij vertelde ons het een en ander, veel ging langs ons heen, maar je moest hier blijven, in een cou veuse. We mochten even kijken als we heel stil waren. Dat de den we en daar zagen we je liggen, aan de slangen en buisjes, in je glazen kooi. Je werd warm gehouden en er straalde een zacht licht. Je lag stil, je oogjes dicht. Je pruttelde een beetje met wat slijm bij je mondje. Ik hield je mama's hand vast. 'Het is beter dat u beiden nu naar huis gaat,' zei de arts. We liepen naar de uitgang in een vreemde mist, alsof we voor de eerste keer dronken waren. De man bij de koffieautomaat was er niet meer. Buitengekomen sloeg mama haar armen om me heen en zei, 'O, hou me vast.' En zo hebben we daar gestaan, bij de fiet senstalling. 'Ik hou zoveel van haar,' zei ze. Ik hield haar stevig tegen me aan gedrukt. De bubbels die uit haar hoofd stroom den verdwenen een voor een in de donkere novembernacht." Stern klakt opnieuw met haar tong. "Waar komen die bubbels vandaan dan?" "Ik weet het niet." "En waar gaan ze heen?" "Dat weet ik ook niet. Waarschijnlijk naar een grote, giganti sche bubbel ergens heel hoog in de lucht." "Waarom heb ik geen bubbels dan?" "Ooit, denk ik. Ooit zul jij ze ook krijgen." "Misschien ben ik niet bijzonder genoeg." Ik draai me naar haar toe. "Nee," zeg ik. "Inderdaad. Misschien niet." (Ik probeer net zo te grijnzen als zij, maar het lukt me niet.) "Ik herinner me een avond," zeg ik. "Zomaar een avond ergens in de winter. We stonden aan je wieg. Je sliep. Mama kuste een voor een de toppen van je vingers en zei dat jouw huid naar amandelen rook. We verlieten zachtjes je kamer en besloten in de badkamer tegen de wc-pot aan te zitten. Dat deden we vaker wanneer we emoties met elkaar wilden delen. Dat kon volgens jouw mama het beste in de badkamer omdat je daar gestript

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2020 | | pagina 44