BALLUSTRADA OPTIMA FORMA
De dit jaar overleden Britse filosoof Roger Scruton stelt in zijn
boek Over de mens dat lachen de mens apart zet van andere
soorten. Geen enkel ander dier lacht. Ook de hyena niet. Ver
der zegt hij dat lachen om vermaak gaat. Om zich vervolgens af
te vragen: wat is vermaak? Hij somt een hele reeks filosofen op
die over de lach hebben geschreven, zonder dat ze tot een zui
vere analyse zijn gekomen. Eén visie springt er volgens hem
echter uit. Frank Buckley geeft namelijk aan dat 'lachen een
vermogen uitdrukt om onze al-te-menselijke tekortkomingen
te accepteren'. De conclusie die Scruton hieruit trekt is dat
'alleen een wezen dat oordelen velt, kan lachen'. Vervolgens
ontrafelt de filosoof de specifieke denkprocessen die betrokken
zijn bij oordelen. 'We zouden het plezier moeten verklaren dat
we voelen wanneer ideaal en realiteit op elkaar botsen, etc.
Anderhalf jaar geleden was ik bij de presentatie van het boek
Target Rotterdam, van de historici Jac. J. Baart en Lennart van
Oudheusden. In hun boek inventariseren ze de Amerikaanse en
vooral Britse bombardementen op de Rotterdamse haveninstal
laties tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze bombardementen
maakten meer slachtoffers dan de Duitse aanval op het hart
van de stad. Ondanks het feit dat de auteurs stelden dat de ge
allieerde aanvallen legitiem en onvermijdelijk waren, kwam er
die avond iets van weerzin bij me boven. Niet tegen de Britten
of Amerikanen op zich, maar tegen de wetmatigheden van de
oorlog. Deze afkeer stuurde vreemd genoeg aan op vermaak. Er
kwamen zinnen bij me boven die de door de auteurs geschetste
situatie moesten neutraliseren. Uiteindelijk vonden de woorden
elkaar in een afgeronde grap.
KOMT EEN DOOIE ROTTERDAMMER BIJ DE DOKTER
1944. Komt een dooie Rotterdammer bij de dokter.
Dokter, zegt hij, hoe sta(at) ik ervoor. Wat heb(t) ik nog te verwachten?
Kan het nog goed komen met me?
Nou, zegt de dokter. Laat me eens naar je kijken. Ja, ik zie het al.
Eerst maar het slechte nieuws. Je bent dood en dat zal je nog wel een
tijdje blijven.
Het goede nieuws: je bent niet bij een Duits, maar bij een Engels
bombardement omgekomen.
Toen ik later deze grap tegen Rotterdammers vertelde, wisten ze
niet of ze moesten lachen of me terechtwijzen. Ze kozen meest
al voor het laatste. Het moest toch voor iedereen, en dus ook
voor mij, duidelijk zijn dat de Britten en de Amerikanen niet
anders konden. Als ze Rotterdam - oorlogshaven voor de Duit
sers - niet hadden gebombardeerd, zaten we misschien nu nog
met Hitier opgescheept.
Om terug te komen op de beweringen van Scruton: de geschet
ste omstandigheden tijdens de boekpresentatie lijken me een
schoolvoorbeeld van een situatie waarin ideaal en realiteit op
elkaar botsen. De pogingen om ons land te bevrijden en een fel
begeerde vrede te bereiken, vormden een nobel streven. Tege
lijkertijd zorgden ze door talloze militaire missers van de RAF
(Bomber Command) voor honderden onschuldige burger
slachtoffers in Rotterdamse woonwijken. Met een eenvoudige
grap kan deze antithese dus aangetoond worden: de afgrond
die er gaapt tussen noodzaak en afschuw van een 'vriendschap
pelijk' bombardement. Tegelijkertijd overbrugt deze Rotter
damse mop beide aspecten van de groteske tegenstelling. In
meerdere of mindere mate natuurlijk, afhankelijk van de stem
ming of visie van de luisteraar of lezer, de al dan niet lacher.