O
nette kerel maar er schort wat aan
al is zijn oogopslag schuchter
hij kijkt dwars door je heen
O zijn stem klinkt stil en bedaard
als een zandstrand bij herfst
maar in de verte hoor je de aanzwellende
ronk van straalmotoren
O
O
aardige jongen maar er is iets mee
dat gezond verstand die vlekkeloze rede
dat begrijpend knikken
dat zogezegd goed kunnen luisteren
die geveinsde verontwaardiging jegens alles
wat slecht is in de wereld
er klopt iets niet
soms denk ik dat hij al datgene waartegen
hij fulmineert eigenhandig heeft gecreëerd
qj dat hij ons monstert als mogelijke medestanders
gj voor zijn verachtelijk plan
O ik ben er haast van overtuigd dat hij de duivel is
O en dat we hem moeten doden nu het nog kan
Zï voor hij in een wolk van sulfer
aan onze grijparmen ontsnapt
de dag is een doel met een gulzige smoel
dat in een oogwenk open en weer dichtklapt
en maalt en maalt en maalt
dun is het duister dat danst in donkere plekken
waar zondigen een pijnlijke aangelegenheid blijft
voor wie in het reine is met een ander
verwacht geen heil van de frisheid van limoenen
ze is niets anders dan ongefilterde regen die in fleurige
flesjes wordt gevangen door slinkse marketingmannen
bluffen mooipraten schaamteloos liegen en nooit
eens in staat zijn om iets werkelijk te menen
steek het op de regen