echtgenoot was, dat was tenminste wat zijn moeder altijd be weerde. Door een reorganisatie was Erik er met een flinke bonus uit gewerkt en door de erfenis van zijn ouders kon hij het zonder betaald werk redden tot aan zijn pensioen. Hij had gedacht rust te vinden. Het tegendeel was waar. Als een schip zonder roer was hij stuurloos. Zijn dagen leeg en nutteloos. De treinbaan waar hij jarenlang zijn vrije avonduren mee had gevuld had overdag niet diezelfde aantrekkingskracht. Hij zocht houvast in het verenigingsleven. Donderdags penning meester, dinsdags bardienst, hij had zich zelfs aangemeld om een keer per week het clubgebouwtje te stofzuigen. De gang naar zijn werk had hem jarenlang gekweld, verspilde dagen, maar nu hij volledig vrij was, waren zijn dagen onzinnig. Als mensen vroegen wat hij deed, had hij laborant gezegd, nu leek het leven een examen waarop hij het antwoord niet wist. Hij herinnerde zich oom Bob als een man die graag een pilsje lustte en op feestjes met een rooie, opgeblazen kop Frank Sinatra vertolkte. Eind jaren tachtig had Bob een karaoke- machine gekocht. Op verjaardagen stond hij met de microfoon van de meezingversterker in zijn handen op de keukenkruk tot de buren kwamen klagen. Ook herinnerde hij zich grappen over hoe gierig Bob was, nooit trakteren in de kroeg, een echte belastingambtenaar. Erik stapte uit op Station Zuidoost en ging op weg. Hij was er een paar keer eerder geweest. Net als de vorige keer verbaasde het hem dat je uitstapt in een totaal verstedelijkte omgeving, met automatisch openende poortjes, routineus omgeroepen berichten en verpauperde zielen die om geld vragen om slechts na een paar minuten lopen op een lommerrijke laan van eeuwen oude bomen wandelt. 's Zomers dichte kronen die boven alles uittorenend schaduw en verkoeling gaven en nu in de herfst een gewelf in goud en kopertinten. Hij had niet veel verstand van bomen maar her kende een paar karakteristieke bladvormen. Hij voelde zich prettig in deze heel eigen, monumentale wereld. Van de mensen die richting aula liepen kende hij niemand en dat had hij ook niet verwacht. De vorige keer dat hij hier was, hield de directe familie zich in een zijkamer op tot de uitvaart begon. Ook nu waren de stoelen vooraan voorzien van een kaartje 'ge reserveerd'. Hij besloot op een van de achterste rijen te gaan zitten. Hij zou niet blijven, er waren voldoende mensen om de doch ters Liesbeth en Carla te condoleren, hij zou meteen de tram terug naar Centraal pakken. Hij kende de meisjes al zijn hele leven. Zijn moeder hield hem op de hoogte. Lieske ging naar de havo waar Theo ook op zat. Carla deed de kappersopleiding. Lieske kreeg verkering maar dat ging uit en toen kreeg ze iets met de broer van die jongen. Carla trouwde met de zoon van de baas van de kapperszaak waar ze werkte. Lieske kreeg drie kinderen, Carla twee. Hij moest altijd even nadenken als zijn moeder dingen zei als: 'kleine Peter krijgt al tandjes'. Zijn broedende blik vulde ze direct voor hem in: 'De jongste van Lieske.' Zijn broer en hij hadden af en toe een vriendin gehad maar nooit iets serieus dus geen trouwerijen, geen kinderen. Het familieleven van tante Marian had. dat van zijn ouders opge fleurd, dacht hij. Miste hij nu ineens zijn moeder? Met zijn vader was de band rustiger geworden na de schooljaren. Pa kon nog wel eens drammen over cijfers maar toen Erik een vaste baan had, viel er verder weinig te klagen. Zijn moeder was lief, een regelmatig karakter. Ze zorgde voor Erik en zijn broer toen ze thuis woon den en toen hij zelf een huis had, kwam ze regelmatig langs maar nooit zonder telefoontje of het uitkwam. Ze bracht altijd iets mee. Een bakje aardbeien, een paar zelfgebreide sokken, een uitgeknipt artikel uit de krant. Gelukkig had ze niet meer meegemaakt dat Theo emigreerde naar de VS. Een zijdeur ging open en een groepje mensen liep naar de eer ste rij stoelen. Hij herkende ze eerst niet. Lieske had een bril en Carla was zwaarder geworden. Hij gokte erop dat de belenden de mannen en kinderen hun gezinnen vormden. Dan hoorde de kale man bij Lieske en Carla had een man die duidelijk zijn haar verfde. Zo onnatuurlijk zwartde kapper, dacht hij.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2020 | | pagina 7