zeggen zullen over ile twee havens, met de bepaling van dat schorre in betrekking staande. Beschouwen wij thans kortelijk Monnikereede in betrekking tot Sluis, dan vernemen wij welligt nog iets van deszelfs lotgevallen. Uit onze aanhaling uit het Tolreglement zien wij, zoo we het al niet reeds van elders wisten, dat te Monnikereede de stapel was van allerlei soort van gedroogden visch, gelijk men er over liet algemeen, met Iloehe, deelde in vele der handelsvoorregten, aan die van Damme toegestaan. Wat den Moimikcreeders in 1384 vergund werd, was hoogstwaar schijnlijk slechts eene hernieuwing of bekrachtiging van een vroeger ontvangen privilegie. Uit bet algemeen bekende Charter van 1.odewijk van Nèvers, van 1323, dat zoo na- deelig was voor die van Sluis, blijkt toch, dat zij toen reeds geregtigd waren tot dat, wat hun in 1384 op nieuw werd vergund of bevestigd. In hetzelfde Charter vindt men dan ook reeds gewag gemaakt van de gezworene meters van Monnikereedeenz. Dat stuk van 1323 was eene bron van aanhoudende twisten en regtsgedingen; in 1367 wordende Sluizenaren wegens overtreding van hetzelve weder voor 's Graven regterstoel gedaagd en veroordeeld, liet gevolg hiervan was, dat in 1368 met toestemming des Graven, die daarbij zegt, dat hij onlangs voor de achtste maal uitspraak had gedaan op dat stuk, tusschen de steden Damme, Mon nikereede en Iloehe, aan d'.éène zijde en de stad Sluis ter andere zijde, eene overeenkomst gesloten werd betrekke lijk de maat en het meten der gezworene meters van eerst- gèmelde plaatsen. In 1421 gaf Fiups van Bourgondië den Sluizenaren eenigc handels-voorregten, waaronder ook, dat het aan een' ie der vergund was, te Sluis droogen visch te verknopen, waarbij hij echter uitdrukkelijk bepaalt, dat dit niet zal strekken ten nadeele of ter minachting van de privilegiën,

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1854 | | pagina 139