Trouwens, zoo Staats-Vlaanderen tot Zeeland had behoordhoe strookt dan daarmede dat al de giftbrieven aan kloosters of Abdijen, van landen in het genoemde gewest gelegen, door de Vlaamsche Graven zijn verleend of bekrach tigd Men zegge niet dat de Zeeuwsche vorsten deze Abdijen eii kloosters niet kenden want ook zij begiftigden dezelve, doch eenig en alleen met goederen, aan de overzijde der Schel de in het eigenlijke Zeeland gelegen. Deze omstandigheid komt mij voor, een be wijs te meer op te leveren, dat de Graven van Zeeland geenerhande aanspraak maakten op dit gewest en er geene andere grens tusschen Vlaan deren en Zeeland bestonddan de Wester Schel dezoo als die toen, en nog heden, tusschen Vlissingen en Breskens doorstroomde. Behalven de argumentatie dat de oude oor konden door de plunderaars uit het noorden zouden zijn vernietigd geworden, vinden wij eeneandere, waarbij gezegd wordt. «Eerst Gui van Dampierre in zijn verdragmet Jan I, dato 19 Februarij 1298, was voorzigtiger geworden en liet bepalen, dat hij door Zeeland bewesten Schelde bedoelde, Walcheren, Zuid-beveland, Noord- beveland, Borselen en Wolphaartsdijk. De juistheid van dit laatst ter nedergestelde meen ik te mogen betwijfelen, immers in zoo verre, dat Gui zich in vroegere stukkeu zoo duidelijk had uitgedrukt, dat het volstrekt

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1854 | | pagina 184