nu Utrecht en Holland ligt; en dus zullen de Vriezen deze eilandjes wel, zoo wat aan zich zelve hebben overgelaten. De Frankische vorsten waren zoo als ik reeds zeide zeer groote vrienden met de geestelijkheid. Overal waar zij door het zwaard meester werdenmoest alles Christen worden en den vorm der Westersche kerk aannemen. Maar soms gingen de geestelijken ook hier en daar prediken, en als ze het volk tot liet geloof overhaalden dan overreedden ze de menigte ook, om niet langer de heideiische opperhoofden te gehoorzamen, maar zieli vrij willig onder de bescherming der Frankische koningen te stellen, van welke zij dan leen roerig werden. In dit land even als in vele andere voorzeker waren nu wel Christenen, maar zij waren zonder kerken of uiterlijkeeeredienst: slechts ge loof en gezindheden kenmerkten hen. De Jiei- densche plegtigheden en de afgodendienst wer den openlijk gehuldigd, en meu kan dus gemak kelijk begrijpen, dat vele Christenen ook met afgoderij besmet waren. Zelfs thans nog hangt het gemeen aan bijgeloovighedeu. Nu kwamen er predikers, die het volk overhaalden, om de afgoden te verbreken; die Christen-gemeenten met herders en opzieners stichtten en Christen kerken deden bouwendie vaste vormen van eeredienst naar de wijze der Westersche kerk

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1854 | | pagina 89