60
VREDE - OORLOG.
waad, hcerscht eene ergerlijke disharmonie. Ja,
al had ik geene andere bewijzen voor mijne mee
ning dan den indruk van die disharmonie, ik zou
nog tot in de ziel overtuigd zijn dat de toestand
waarin de wereld verkeert in tijden van oorlog, een
abnoi male toestand isdie hoe eer hoe beter voor
een anderen behoort plaats te maken. Maar ik heb
meer dan dien indrukik heb een legio van rede
nen, die hem ondersteunen en bevestigen.
Met innig welgevallen heb ik kennis genomen van
de pogingendie er reeds vroeger zijn aangewend
om do wereldmaatschappij af te leiden van die zucht
tot den oorlog, om haar meer in harmonie te bren
gen met het heelal der schepping en haar door al de
middelen, welke meerdere beschaving, zedelijke ont
wikkeling en godsdienstige stemming aanbiedentot
een toestand te voerendie haar ten laatste vatbaar
zou maken vooreen bestendigen en algemeenen vrede.
Een onderzoek dier pogingen vergunne mij daarom
trent in eenige nadere bijzonderheden te treden zij
zijn der aandacht overwaardig. Mannen als Richard
Cobden, John Burnett, Eliiiu Burritt, Surin-
gar Victor Hugo en zoo vele anderen wijden zich
niet onvermoeid aan eene nietige zaak. Neen, het is al
leen voor een denkbeeld zoo heerlijk, voor eene zaak
zoo heilig als de algemeene vrede der wereld, dat zij
geene moeite sparenvoor geene hinderpalen terug
deinzen, hun vermogen veil hebben. Niets schrikt hen
af; in hunne veerkracht en hun gevoel verzamelen zii
de noodige sterkte om met volhardenden ijver alles aan
te wenden, wat hun verheven doel kan bovordercn