VREDE OORLOG.
61
en in de kracht van de waarhedendie zij verkon
digen putten zij de overtuiging dat eenmaal wan
neer dan ook hunne pogingen zullen zegevieren
en met een goeden uitslag bekroond zullen worden.
Het denkbeeld van een eeuwige vrede is niet nieuw;
reeds in de oudste en vroegste tijden werd daaraan
gedacht. In de dagen der oudheid en ook nog in
de middeleeuwen werd het middel daartoe gezocht
in eene wereldmonarchie. Zoolang de volken der
aarde met hunne verschillende belangeninzigten
zeden en gewoontengeheel afzonderlijk en op zieh-
zelven zouden blijven staan, zoo lang, dacht men,
was een eenigzins duurzame, laat staan eeuwige
vredeniet denkbaar. Het streven der vorsten de
eenigendie zich toon met dit vraagstuk bezig hiel
den, was bijgevolg om vele volken te veroveren.
Dit was vooral het doel van hen diebehendig en
gelukkig in den krijg, reeds over vele volken den
schepter voerden en zoo was menig held der verove
ring, een quasi-apostel van den vrede. Danver
keerde middelen leiden steeds tot verkeerde uitkom
sten; het resultaat was geheel anders dan men zich
had voorgesteld; de oorlogen bleven aanhouden en
voortdurenniettegenstaande het vredelievend denk
beeld dat bij vele der krijgsverrigtingen van die
tijden zou hebben voorgezeten.
Later dacht men het gewenschte doel te kunnen
bereiken, door een zoogenaamd Europeesch evenwigt
daar te stellen en te handhaven. Van dit denkbeeld
was Hendrik IV, koning van Frankrijk, een dei-
eerste en krachtigste voorstanders. Wel was dit