72
VREDE OORLOG.
nen moeten toegeschreven worden. Meestal zijn de
oorlogen uit haat, afgunst, eer- of heerschzucht
ontstaan. Een afgrijsselijk denkbeeld levert daaren
boven de waarheid op, dat zoo vele, ja de meeste
oorlogen slechts ten gerieve van enkele personen zijn
geschied. De vorsten verklaren oorlog en sluiten
vrede en offeren aan hunne persoonlijke omstandig
heden de heilige belangen op van de volken, over
welke zij bevel voeren. Men moge tegenwoordig al
aannemen dat om oorlog te voerende regeringen
op de sympathie dor volken moeten kunnen rekenen;
dit was vroeger het geval niet, toen willekeur van'
den vorst de eenige regel van bestuur was en de
minste zijner grillen over het lot beschikte van dui
zenden van menschen. De voorbeelden, die ik hier
zou kunnen aanhalen van oorlogen om meer dan
belagchelijke redenen ondernomen, zijn talloos. La
ter moge die onbeperkte willekeur een weinig meer
humaan zijn geworden, de oorzaken der oorlogen
hebben, in het algemeen, weinig aan gewigt en be
langrijkheid gewonnen. „Men zou," zegt Lacre-
telle, een Fransch geschiedschrijver, eene lange
optelling te doen hebben, van al de onderdrukkende
„maatregelen, van al de oorlogen in de katholijke
„monarchiën van Europa verwekt, om staatsdiena
ren, die naar den kardinaalshoed stonden." En
welk is nu het regt tot handelingendie zulke gewig-
tige gevolgen hebben als de oorlog? Geen ander
dan het regt van den sterksten. De onregtvaardig-
heid daarvan is reeds honderde malen aangetoond,
too goed als zijne ongerijmdheid. Alle schrijvers over