VREDE OORLOG. redekundeen in het algemeen zij allen die aan men- schelijkheid, deugd en regtvaardigheid waarde hec - ten, zijn het hieromtrent eens. „Er is, zegt IS o tesquieu„geene regtvaardigheid in het voeren van „den oorlog voor de bijzondere twisten der vorsten of omdat men hun eene eer geweigerd heeft die "hun toekwam, of omdat men een minvoegend ge- dra» jegens hunne gezanten gehouden heeft, oi ".om"andere dergelijke zaken, evenmin als een by- zonder persoon dengenen dooden mag, die hem e eerste plaats weigert." De vergelijking yan het 'regt van den menscli, als individu jegens zrjn naas ten met den eenen staat jegens den anderen gaat geregeld op. Is het nu waar, en ik hoop dat meesten dezen regel met mij boven allen twijfel stel len dat de mensch het regt met heeft zijn even- menscli aan te vallen, dan tot persoonlijke verdedi ging, en hij dezen in geen geval vermag te dooden, zoo lang hij andere middelen gebruiken kan omzich- zelven buiten gevaar te houden, dan is dit oo waar ten aanzien der staten onderling. Eene alge- meene zedekundeof wil men liever eene algemeene volvaardigheid moet alle handelingen zoo van per sonen als van staten besturen; zij moet de regel zijn, waaraan hunne daden ten allen tijde moeten kunnen getoetst worden. De godsdienst, do beschaving, een juist begrip van regt en billijkheid, stellen hun deze wijze van handelen tot duren pligt, daar zonder die vervulling de geheele maatschappij in onzekerhei verkeert, moord en oorlog, de verderfelijkste gec- sel ZOO als Mevr. de Staöl hem noemt - dien

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 113