VREDE OORLOG. 77 ben ik van oordeel dat voorstellen daartoe, slechts met schouder-ophalen en spot zouden beantwoord worden Een internationaal scheidsregterschap was een ander toevlugtsoord voor de vrienden van den Ter nadere toelichting van hetgeen de geachte Schrijver ter neder heeft gesteld, nemen we nog het volgende over. Aan de Lettre au congres de la paix (Augustus 1850) van den verdien stelijken publicist M. de Reden, onlleenen wij het volgende: „De gezamentlijke troepen van Europa bedragen, wanneer men alle personen mederekent, die uit de voor het onderhoud der land- en zeemagt bestemde geldsommen bezoldigd worden ongeveer 4 millioonen." Europa heeft eene bevolking van 207 millioencnwaarvan 128,120,000 personen tot het mannelijke geslacht behooren. Van dezen zijn er 10,577,000 van 20 tot 33 jaren. Rekent men hier een derde gedeelte af voor de vrijstellingen wegens ongeschiktheid om te dienen, dan neemt de oorlog meer dan de helft der weerbare manschap tusschen 20 en 33 jaren in beslag. „De waarde, die door den arbeid van een volwassen man wordt voortgebragtkan op niet minder geschat worden dan „ƒ100 jaarlijks. In Engeland bedraagt zij gemiddeld 250, „in Frankrijk ƒ140. Hieruit volgt, dat men jaarlijks eene „waarde van ten minsten 400 millioencn guldens opoffert, door 4 millioencn menschen aan de vruchtdragende kunsten des „vredes te onttrekken. Dat is ongeveer de helft der som, die „al de Staten van Europa te zamen besteden, om de rente hunner schulden te betalen." De kosten van onderhoud der militaire magt in de ver- schillende Europesche Statenbedragen 30 percent van het „totaal hunner uitgaven. Gemiddeld betaalt elk inwoner daar- voor 3,50 en wordt voor elk krijgsman uitgegeven 200."

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 117