84
AAN DE NOORDZEE.
Ontzaglijke oceaan!
'k Voel hier terwijl de wind uw' effen vlakte kronkelt
En 't stervend zonnelicht nog in uw' spiegel vonkelt
Mijn hart van zuiv'ren wellust slaan.
Ja'k voel hij dit gezigt mijn boezem sneller jagen
'k Denk aan der vaad'ren roem en strijd van vroeger dagen
Toen Neêrlands admiraal
Den oorlogs-donder langs uw watervlak deed klaat'ren
Der Britten-vloot vernielde op uw ontroerde waat'ren
Getuigend van zijn' zegepraal.
'k Denk aan den gouden tijdtoen langs uw breede stroomen
Het rijke morgenland zijn' schatten in deed komen,
En uitstortte op dit strand.
Toen 't hooge zeekasteel, met schatten overladen,
Der koopliên handelzucht met rijkdom mogt verzaden
En welvaart rustte op volk en land.
Maar ach! die tijd verdween met al zijn' roem en luister,
De blijde welvaartszon verzonk in rouw en duister,
En mist thans glans en gloed.
Waar 'k op uw breeden plas, o trotsehe zee! moog staren,
Een schaam'le visscherspink drijft eenzaam langs uw' baren
't Is alles wat mijn oog ontmoet.
Bescherm dit land, o zee! voor 't woeden van uw baren
Zoo lang de vrijheid hier nog tempel en altaren
Haar priesterschaar ontsluit.
Maar stort voor vreemd gezag de vrijheidstempel neder,
Verzwelg nog eens dit erf, o zee! herneem het weder,
En wisch vrij zijn gedacht'nis uit.