88 VERTALING- VAN GE INLEIDING „lieid wel opgemerkt hebt, dat de kosten, welke „deze oorlog vordertniet te schatten noch te ver gelijken zijn bij de belastingen, welke uwe voor- ouders, in verledene tijden, opgebragt hebben. „Want deze zijn ontsproten uit den pligt hunner „getrouwheid omtrent hunne vorsten, voor wiereer en grootheid zij het geene zwarigheid geacht heb- „ben, hun bloed te vergieten en hunne middelen te „besteden, ja zelfs te dulden dat hunne huizen en „bezittingen verbrand en vernield werden; hunne „landgoederen verwoest en overgegeven aan de ge- „nade des vijands; hunne steden belegerd, gebeukt „en somtijds in de asch gelegd, hopende slechts „van hunne vorsten eenig welgevallen te genieten, „dewelke hun tot heeling strekte, tot vergelding liun- „ner getrouwheid en tot leniging van hunne rampen en ellenden." Zie! zoo waren wij, Nederlanders, als wij met redelijke vorsten te doen haddendan hadden wij alles voor hen veilen zouden dit ook voor Fi- lips II geweest zijn, had hij slechts mensch wil len wezen; maar overal waar hij den voet zettede behoefde men hem slechts te zienom den man te onderkennendie zich naderhandtot de rol eens sluikmoordenaars verlaagde en voor het oog dos nageslachts met een onuitwischbaar schand- teeken brandmerkte. Maar nu na gezien te hebbendat in plaats „van de belooning, welke gij wachttet, gij niets „hebt ontvangen dan ongunst; dat gij ter leniging „van uwe smarten niets hebt te hopen dan geheele

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 128