116 MAURITS' KRIJGSVERRIGTINGEN
grootste kloekmoedigheid gedroeg, ten jaro 1587 in
handen van Parma gevallen wasdewijl Leycester
geen gebruik gemaakt hebbende van de Zecuwsche
strijdkrachten, het ontzet niet met genoegzamen na
druk had doorgezet.
Werd de aanslag der Spanjaarden in 1593, ter
herovering ook van die beide belangrijke plaatsen,
intusschen nog in tijds ontdekt en alzoo gelukkig
verijdelddrie jaren later evenwel slaagden zij
er inom Hulst weder te bemagtigen. De kardi
naal aartshertog Albertus van Oostenrijk, in Fe-
bruarij 1596 als opper-landvoogd van wege den
koning van Spanje in de Nederlanden gekomen zijnde
had in Braband een leger bijeen van 12000 man
met eenen bepaalden toeleg op Hulstwaarin hij
echter aanvankelijk belet werd door Maurits die
zich aldaar met zijne krijgsmagt ophield en hem ga
desloeg. De vijand intusschengedurig heen en
weder trekkende en telkens den schijn aannemende,
als of hij het nu op dezedan weder op gene stad
gemunt hadmisleidde onzen Maurits eindelijk zoo
zeer, dat deze naar Bergen-op-Zoom toog, ten einde
voor Breda en Tholen te zorgen. En zoo haast was
de prins niet uit het tand van Hulst geweken of
de vijand wendde zich onverwachts weder derwaarts,
trok over een water, hjjtwelk men, tegen de uitdruk
kelijke bevelen van Maurits niet genoeg bezet
hadbemagtigde eene schanswelke men insgelijks
tegen die bevelen had verlaten, en legerde zich voor
de stad, welke door hem den 4 Julij 1596 werd op-
geëischt. Ware de prins toen niet door eenen he-