142
AANZIENLIJKE MANNEN
ofschoon een Gentenaar van geboorte, woonde liij
te Zuiddorpe, ondernam van daar zijne reis, keerde
er terug en schreef er het relaas zijner reize. Later
schreef hij daar dan ook eene vertaling van Ovidius,
van Terentius en van Plautüs.
Niet alleen als schrijver en reiziger evenwel, was
van Ghistele verdienstelijkmaar hij heeft ook
groote aanspraak op de hulde en de dankbaarheid
zijner landgenooten.
Dat bijgeloof bij hem de spoorslag was, om zijne
reize te ondernemen, is de waarheid. Het moge
waarheid zijn, dat de handel in reliquiën en aflaten
aanleiding kan geven tot minder gunstige beoordee
ling maar ook de kruisvaarten waren vruchten van
het bijgeloof, evenzeer als de talrijke kloosters en
geestelijke instellingen in Vlaanderen, en evenwel
heeft door die kruisvaarten de verlichting in Europa
oneindig veel gewonnen, zoo als het monniken en
geestelijke leekebroeders waren, die het eerst den
landbouw in Staats-Vlaanderen hebben ingevoerd en
de grondleggers zijn geweest van den ontzettenden
rijkdom der Vlaamsche abdijen en kloosters, maar
tevens ook van don rijkdom en de welvaart van het
gansche gewest.
Het zou dus verkeerd zijn, de verdiensten van van
Ghistele te willen verkleinen, omdat de weldaad
die hij bewees, het gevolg is geweest eener hande
ling, uit bijgeloof voortgesproten.
In Palestina dan, had van Giiistele een koren
opgemerkt, dat ruime opbrengsten leverde en den
inwoners tot voedsel diende, even als de weit (tarwe)