160 AANZIENL. MANNEN IN ST A ATS-VLA ANDEREN.
leiden, dat hij aangesteld werd tot overste (praepo-
situs) lil de priorij van Elmare. De tweede in rang
zijnde in de abdij, die eigenares was van een groot
gedeelte van het gewest, en de eerste persoon van
het geestelijk gesticht aldaar, kan het niet anders,
of hij moet een hoog gezag uitgeoefend hebben.
In het jaar 1248 werd tusschen den bisschop van
Doornijkde overste van het hospitaal van de hei
lige Maria te Rijssel en de abdij van St. Pieter, een
vergelijk getroffen over de tienden van Oostburg en
IJzendijke. De acte daarvan opgemaakt, bevat° de
namen van al de polders die buiten den IJvendijk
waren ingedijkt, en is verleden in de priorij van
Elmarezoodatofschoon de naamteekening van
prior Hugo niet gevonden wordt, het meer dan
waarschijnlijk is, dat het gemelde vergelijk door
hem is ontworpen. Ware dit zóódan zou het een
Oostburger geweest zijn, aan wien men een charter
te danken heeftwaardoor de laatste schijn van
twijfel, omtrent den toestand van Oostburger-Am
bacht in de elfde en de twaalfde eeuw, wordt weg-
genomen.
Het is vooral ook in dit laatste opzigt dat de
beide hooggeplaatste IIügoos onze aandacht ver
dienen; dat ze waardig zijn dor vergetelheid ont
rukt te worden, en na eeuwen van onbekendheid,
den glans van hunnen luister te verspreiden over
de plaats hunner geboorte.