AAN ONZE LANDBOUWERS, BM ©ESS ®©<S$Ï «ftO t®®3. KOOR E. F. H. Wolf. Looft onzen Vader, geeft Hem eer, Knielt dankend op zijn voetbank neêr, Gij allen, die de velden bouwt, Terwijl gij zulk een' oogst aanschouwt Hoe prijkten daar de akkersmet schatten beladen Naauw kon zich het oog door aanschouwen verzaden, Zoo schoon en zoo vruchtrijk stond alles te veld! Bewondring en blijdschap doordrong ons te zamen Zoo dikwijls wij 't zagen, zoo vaak wij vernamen, Hoe zegenrijk alles de Heer had gesteld Javoerde Hij ons nog teleurstelling tegen Wij wistenaanbidlijk zijn al Zijne wegen Wij baden en ziet onze bede is gehoord Ver boven ons bidden, ver boven ons denken, Heeft ons zijne hand in den oogst willen schenken Hij voerde van blijdschap tot blijdschap ons voort Het zaadje in deze aarc^p en de zon in haar banen De wolken des zwerks, en de wasdom der granen, 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 201