BIJ DEN OOGST VAN 1854.
168
Geen onzer die verdiende
Wat Gods genade geeft
Geen onzer, die niet immer,
Veel stof tot danken heeft!
Zijn wijsheid weet wat allen
Het beste op aarde zij,
Dat geeft Zijn liefde aan ieder,
Dat geeft Hij ook aan mij
Niets is voor Hem verborgen
Hij kent ons aller nood
Aan allen die Hem' bidden
Geeft Hij het daaglijksch brood
Ik heb bet ook ontvangen,
Met vrouw en kind te gaêr,
Al was de jongste winter
Door koude en duurte zwaar
God neigde 't hart der rijken
Elk gaf wat bij vermogt
Zoo beeft de Heer gegeven
Wat bij Hem werd gezocht
Hij neigde 't hart der rijken
Wie, die daar achter bleef?
Ofbleef er iemand achter
Dat God het hem vergeev'
Ik ben dan wel tevreden
Want ik vertrouw op God,
Want Hij, mijn trouwe Vader,
Bestuurt geheel mijn lot 1