AANGAANDE ST. ANNA TER MUIDEN. 171 sagiers" daarbij geen belet en ongerief Hebbeneu dezelve dam men schoone Houden op de boete van 3 Pond Par.; en dat de bootsliedendie gewoon zijn jaarlijks het volk over te voeren met Hunne booten aan de' steigers en dammen gereed liggen, om het voorzeide volk over te voerenten einde daarvan geen klagte lcome, op straffe daarover scherpelijk gecorrigeerd te zijn ter willekeur van schepenen 5). Misschien ziet iemand in dit stuk niets meer dan eene verordening ter gunste van het kermisvolk. Doch de naauwkeuriglieid waarmede hier pelgrims en „passagiers" onderscheiden worden, is voor ons, bij 't geen wij van elders weten een zeker bewijs dat men, onder de vele andere plaatsen, ook naar St. Anna ter bedevaart gingongetwijfeld uitgelokt door de wonderen der Heilige, en dat men dit bij voorkeur en het meeste deed op den St. Jansdag of het Kerk- wijdingsfeest. Het schijnt zelfsdat wij in het me degedeelde stuk eene verklaring vinden van het duis tere gilde der damwasschers." Als wij toch lezen van „de beide dammen dan denken wij aan de twee verenaan de noordzijde en aan de zuidzijde dei- plaats die wij in de gildenreeks aantreffen. En als wij lezen van een „schoonhouden dezer dammendan meenen wij, dat dit was opgedragen, behalve aan de schippersbijzonder aan eene vereeniging van men- schen die deswegens het gilde der damwasschers genoemd werd. En deze damwasschers hadden daar om vooral het toezigt op de reiniging der dammen en steigerszóó ligt met zeewier, slijk en schelpen bezetopdat het aankomen aan het aan zee gelegen Mudezoowel voor anderen als voornamelijk voor de

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 211