DE AANSLAG OP DE STAD SLUIS. 17 We vertrouwen dus, dat niemand onzer lezers twij felen zalof het bovenstaande wijst duidelijk op het wijd vermaarde Jantje van Sluis. Allerduidelijkst blijkt tevens uit de aanteekeningen, dat het'fenkel geplaatst werd. om bij het werk van de uurklok be hulpzaam te zijn, 't zij door mede te werken tot het vormen van eenig klokkenspel, 't zij om, even als thans, op eene der nevens hem geplaatste klokken de uren te slaan, en we vernemen mot een, dat Jacob vvn Huissen de beeldhouwer, en Antiio- nis de Beeldschrijver, de eerste schilder van onzen houten man geweest is. Zoo iemand vragen mogtwaarom dit mannetje, in den mond des volksjuist den naam van Jantje ontving, die bedenke, dat Jan een naam is, in het dagelijksche leven toegepast opalies, wat algemeen wordt voorgesteld, welke naams-algemeenheid bij zonder blijkt uit het gezegde: Jan en alleman, ter wijl wij hierbij nog opmerken dat de abdijtoren te Middelburg in de wandeling de lange Jan wordt ge- heeteneven als zekere liooge toren in 's keizers slot te Moskoumet den naam van groote Jan wordt bestempeld. Vraagt men nu eindelijk, wat aanleiding mag ge geven hebben om Jantje van Sluis juist in het jaar 1424 op te rigten dan antwoorden wij daarop het volgende Wie meenen mogt dat het er omstreeks dien tijd in Sluis even zoo uitzag als thans zoude zich zeer bedriegen. Vóór den jare 1400 bestond de tegen woordige groote markt, melkmarkt gcheeten, te Sluis 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 57