HISTORIE VAN OOSTBURG. Waar de lucht, steeds grijs en dampig, Zwaar op d'aarde zinkt Waar de zonne bleek en krachtloos Door de neevlen blinkt. En nu was de sombre landstreek Haar verderf nabij, Wantde Noorman was gekomen Als het onweêrstij. Weggesleept was goed en have, Van 't rampzalig oord Alles was verbrandverdorven Alles uitgemoord. Doch had Suentha's jeugd en onschuld Rurik's hart geraakt, Rurik had haar dood verhinderd En haar boei geslaakt. Ouderloosen pas ontwrongen Aan het gruwzaamst lot, Was nu vrome dank haar leven; Rurik was haar God! Ook de jonge Noorman koestert Eerbied voor haar smart Hij beminde 't teêdre meisje, Met een vaderhart. Maar het uur der wanhoop nadert! Rurik moet van hier! Zietop 't schip des Meeren-konings Waait de krijgsbanier

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 75