36 HISTORIE VAN OOSTBURG. Doodlijk kalm is Suenta's afscheid, Stil haar zielesmart; Krampig, spraakloos en verwilderd Hangt zij aan zijn hart. O mijn Suentha I eer de springvloed „Driemaal wederkeer! Trots al 't woeden der orkanen „Ben ik bij u weêr." En de trage springvloed keerde Driemaal op en neêr En de woeste winden waaiden Rurik kwam niet weer. Knielend lag het trouwe meisje Op het natte strand, Immer 't starend oog gespannen Naar den noorderkant. En zij hief de magre handen Onder bang gesteen, Wijl de blonde tressen waaiden Slingerendom haar heen. Niet voor mijmaar voor mijn redder „Smeek ik, om gena! „O, godin der Zeenwsche stroomen! Nehalennia Keer de woede der Orkanen Toch van Rukik af, „En de diepte van uw kolken, Zij dan Suentha's graf

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 76