GRAFSCHRIFT OF EEN' LEUGENAAR.
38
HISTORIE VAN OOSTBURG.
Onverwijld stort ze in de baren
Brengt haar buit op 't droog,
En doorsnuffelt kreng en wrakken
Met een gieren-oog.
Tot zij ademloos en stervend
Zijgt ter neer in 't slijk
Ieder wrak is Rurik's schuitje,
Ieder kreng zijn lijk!
Ach ontvang toch in uw kolken
Süentha uit gena
O godinder Zeeuwsche stroomen
Nehalennia
(Overgenomen uit het Gentsch Jaarboekje).
-
Hier ligt van Dyck, de leugenaar;
Zijn laatste woord zelfs was niet waar;
Want nog, toen hij het levenslicht moest derven,
Zei hijweest niet bedroefd, mijn vrienden! 'k zal niet sterven."
Nov. 1853.
B.