DE KADZANDSCHE TAAL. DOOR G. P. Roos. Daar is op aarde een sprake, Die mij het meeste boeit, Wier toon mijn hart kan streelen, Wier klank mijn ziel doorgloeit. Van teed're maagdenlippen, In kloeke mannentaal, Bemin ik deze sprake, Zoo lang ik ademhaal. Zij was de taal der vad'ren Sinds overouden tijd; Zij klonk in hunne zangen Te midden van den strijd. Sint Bavo's tempehvelven Weergalmden van haar lied, Cadsandria! uw velden Staan onder haar gebied. Als nog der maaijers zeisen Door 't rijpe koren gaan Verneemt nion de oude toonen Bangs uwe gouden baan. Als nog de blijde landjeugd De wigtige emmers torseht,

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 79