DE KADZANDSCHE TAAL.
DOOR
G. P. Roos.
Daar is op aarde een sprake,
Die mij het meeste boeit,
Wier toon mijn hart kan streelen,
Wier klank mijn ziel doorgloeit.
Van teed're maagdenlippen,
In kloeke mannentaal,
Bemin ik deze sprake,
Zoo lang ik ademhaal.
Zij was de taal der vad'ren
Sinds overouden tijd;
Zij klonk in hunne zangen
Te midden van den strijd.
Sint Bavo's tempehvelven
Weergalmden van haar lied,
Cadsandria! uw velden
Staan onder haar gebied.
Als nog der maaijers zeisen
Door 't rijpe koren gaan
Verneemt nion de oude toonen
Bangs uwe gouden baan.
Als nog de blijde landjeugd
De wigtige emmers torseht,