40
DE KADZANDSCHE TAAL.
Verneem ik mijne sprake
Uit menig vrije borst.
Schoon u de vreemden schonden
Nog leeft ge in menig hart,
Dat spot met nieuwe wijzen
En vreemden laster tart.
En waar uw spraak blijft leven
Geliefd Cadsandria!
Daar slaan wij de oude zeden
Met diepen eerbied ga;
Maar hoort men vreemde toonen
In 't Zeeuwsehe huisgezin,
Daar slopen vreemde zeden
De eenvoude woning in.
Zeeuwsch-Vlaamsch is onze sprake
Van Duitschen moederstam,
Waaruit zij frisscke lote!
Haar bloei en wasdom nam.
Op, wakk're jongelingen!
Opfiere maagdenschaar
Verhef uw schoone sprake,
Bemin, verheerlijk haar.
Juich in de aloude sprake
Der vad'ren zangen na,
Juich in die lieve sprake:
Lang leev' Cadsandria
Aardenburg, 7 Augustus 1853.